Als bergliefhebbers zoeken we het tijdens onze vakantie altijd wel een paar dagen hogerop. Het idee om Rome met de Apennijnen in Abruzzen te combineren was dan ook snel geboren. Eerlijk gezegd wist ik niet zo goed wat ik van de Apennijnen moest verwachten. Uiteraard had ik op internet gelezen dat de hoogste berg er 2912 meter is en dat er romantische middeleeuwse bergdorpjes zijn. Maar dat was het dan ook wel. In september lieten wij ons verrassen door de geweldige bergwereld in de Abruzzen. Een absolute aanrader!
Verlaten bergdorpjes
Na 3 dagen Rome laten we deze prachtige stad achter ons om op weg te gaan naar de bergen van Abruzzen. De snelweg richting L’Aquila is rustig en belooft alvast veel goeds. Op diverse bergtoppen liggen mooie dorpjes. Wij zijn op weg naar Santo Stefano di Sessanio, een middeleeuws dorpje midden in het Nationale Park Gran Sasso e Monti della Laga. Tot enkele jaren geleden was het dorpje bijna verlaten, maar sinds 2009 is een groot deel van de vervallen huizen opgeknapt voor Sextantio Albergo Diffuso – een luxe hotel dat haar kamers heeft verspreid over diverse oude huizen - en is het aantal inwoners verdubbeld naar zo’n 140. Naast deze luxueuze kamers zijn er enkele kleinschalige Bed & Breakfast en een paar restaurants geopend.
Wat is het hier stil
Een handjevol toeristen weet de weg naar dit dorpje – dat inmiddels op de lijst van mooiste bergdorpen van Italië - nu te vinden. De klappen van de aardbeving die het dorpje enkele jaren geleden kreeg te voorduren, zijn nog wel duidelijk zichtbaar; overal worden gebouwen nog gestut en de trots van het dorp – de toren – is er niet meer. Maar dat doet niets onder aan de geweldige sfeer in het dorpje. De schoonheid en de rust overvallen ons echt. We beginnen spontaan te fluisteren als we rondlopen in de kleine straatjes en steegjes. Dat schijnen meer mensen te hebben. Wat is het hier stil...
Waar zijn de bordjes van de wandelroutes?
Na een goede nachtrust stappen we de volgende ochtend in de auto op weg naar de grootste hoogvlakte van Europa: Campo Imperatore op een hoogte van 1500 tot 1900 meter. Deze hoogvlakte van 27 km lang en 8 km breed wordt ook wel “Klein Tibet” van Italië genoemd. Helaas is het kleine toerismekantoor gesloten en hebben we geen wandelkaart kunnen bemachtigen. Dat hadden we dus eerder moeten regelen. Op de gok rijden we de hoogvlakte op en rijden naar één van de parkeerplaatsen – bij de Rifugio Fonte Vetica - waar het opvallend rustig is. We zien een ander stel wandelaars staan – die wel een kaart hebben (!) – en vragen om informatie. Het blijken Belgen te zijn, die er net als wij een beetje verloren bij staan. Waar zijn de bordjes van de wandelroutes hier?
Op de gok omhoog
We kijken naar een bergtop (die ,zo blijkt later, de Monte Siella is) en besluiten maar “op de gok” naar boven te klimmen. Het pad blijkt al snel over te gaan in niets, en we klauteren op ons gevoel verder omhoog. Het is flink steil en alles behalve gemakkelijk. Gelukkig vinden we na 20 minuten toch weer een wandelpad en zo klimmen we verder omhoog. In de verte zien we ook de Belgische wandelaars lopen, zij hadden duidelijk een betere route te pakken (of waren gewoon veel sneller;-)).
Lunch in de rugzak
Gelukkig hebben we voldoende eten en drinken in onze rugzak, want er is hier echt helemaal niets. De hutten op de hoogvlakte gaan pas tegen de middag open als het lunchtijd – Pranzo – is. We zoeken een plekje uit de wind en genieten van onze broodjes, het adembenemende uitzicht op de hoogvlakte onder ons en de omliggende bergen. Dit landschap is niet te vergelijken met de Alpen. Maar zeker niet minder mooi of indrukwekkend. Na de lunch stappen we nog even flink omhoog, omdat Richard een top op het oog heeft waar hij graag naar toe wil. Ik ben snipverkouden en heb het zwaar met de beklimming.
Uitzicht op de Adriatische zee
Maar als we eenmaal op de top staat worden we getrakteerd op een geweldig uitzicht. In de verte zien we de Adriatische zee liggen. Wat een hoogte en wat een view. Helemaal onder de indruk dalen we weer af richting de auto. Dit keer volgen we het pad door het bos, wat een stuk eenvoudiger is dan de heenweg. Moe maar voldaan komen we terug bij de auto. Wat een gave dag! Morgen weer, maar dan gaan we richting de hoogste berg van de Apennijnen, de Corno Grande.
Lees over 2 weken het vervolg van dit reisverslag.